Dit moet ik toch tegenspreken.nighttrain schreef:In een bocht is er helemaal geen sprake van kleine of lichte slip(daar het wiel/as altijd blijft draaien zowel links als rechts).
De slip (Schlupf in het Duits) ontstaat, zoals Steven als opmerkte, door het feit dat de 2 wielen star op de as zijn bevestigd en dus bij gelijke diameter steeds een zelfde toerental moeten draaien.
Omdat het buitenste wiel in een bocht een langere afstand moet afleggen dan het binnenste wiel zouden dus ook de toerentallen moeten verschillen indien er geen slip zou optreden. Dit kan dus niet door de starre verbinding.
Het effect wordt wel enigszins gecompenseerd door de coniciteit van de loopvlakken. Door het feit dat de trein enigszins naar de buitenkant van de bocht wordt gedrukt zal de diameter van het buitenste wiel tijdelijk dus wat groter zijn dan de diameter van het binnenste wiel. Maar dit effekt is onvoldoende om alle slip te vermijden.
Voor alle duidelijkheid, de slip wordt gedefinieerd als het relatieve snelheidsverschil tussen de rijsnelheid en de omtreksnelheid van het wiel:
s = ((omega . D/2) - v) / v
Zelfs in normaal bedrijf is er altijd een kleine slip aanwezig ( zogenaamde microslip ) van enige promille en nauwelijks waarneembaar. Zonder deze microslip zou geen voortbeweging mogelijk zijn.
Bij verhoging van de kracht stijgt de slip (macroslip) wat als een licht glijden waarneembaar is. Daardoor verwarmt het wrijvingsvlak, verdampt de vochtigheid en wordt de wrijving hoger.
Bij droge sporen bedraagt de macroslip hoogstens 1 tot 2 %.